- bet
- n. wedden--------v. weddenbet1[ bet] 〈zelfstandig naamwoord〉1 weddenschap2 inzet3 iets waarop men wedt ⇒ kans, keuze4 mening♦voorbeelden:1 cover/hedge one's bets • zich (in)dekkenlay/make/place a bet (on something) • wedden (op iets)what's the bet he doesn't do it • wedden dat hij het niet doet3 your best bet is • je maakt de meeste kans met4 my bet is that he won't win • ik wed/durf erop te wedden dat hij niet wint————————bet2〈werkwoord; betted of ook bet, bet〉1 wedden ⇒ verwedden2 〈informeel〉wedden ⇒ zeker (kunnen) zijn van♦voorbeelden:1 bet on something • op iets wedden2 〈informeel〉 I bet he's missed the bus again • wedden dat ie de bus weer gemist heeft?‘I reckon he'll do it’ ‘you bet (he will)!’ • ‘volgens mij doet hij het’ ‘nou en of/uiteraard!’‘John's quite happy about the result’ ‘I bet he is’ • ‘John is best tevreden over het resultaat’ ‘dat kan ik me voorstellen’‘perhaps I'll go after all’ ‘I bet you will’ • ‘misschien ga ik toch’ ‘ja, ja, dat wil ik weleens zien’
English-Dutch dictionary. 2013.